Een nieuw blog


Blog van kinderboekenschrijfster Netty van Kaathoven. Zoek je informatie over een van mijn boeken klik dan rechts op het juiste label en je krijgt de selectie die je zoekt.
Blogs over enkele reizen van me vind je ook door op het juiste label rechts te klikken.
Wil je me ergens over benaderen mail dan naar zjors#casema.nl en vervang daarin de # door een @

zaterdag 21 juni 2014

Mijn minimoordenaar (of redder)

Gezellig keuvelend op het landweggetje zagen we het konijntje te laat, mijn vriendin A. (de A van Anoniem want daderinformatie) en ik. Ook Zjors en Dorcas hadden andere bezigheden zoals vlaggetjes uitzetten en sporen volgen. De grote hond van A. die we even D. zullen noemen (van Doetieandersnooit) zag het beestje tergend langzaam de berm induiken en daarna in de met gras begroeide sloot springen. Wij zagen D. ook de sloot induiken en verwachtten het konijntje over de wei weg te zien schieten. Maar nee, wat volgde was een ijselijke gil en D. kwam trots tevoorschijn, met in zijn bek een halfwas konijn.

A. sommeerde D. het beestje ogenblikkelijk de vrijheid te geven, wat hij vreemd genoeg nog deed ook.
En daar lag het hummeltje, zijn rug geknakt, maar levend. Even hoopten we dat hij van schrik verlamd was en nog weg zou lopen, maar nee, het diertje lag daar midden op de weg en leed.
Toen hoopten we dat hij spontaan dood zou gaan, maar nee, ook dat gebeurde niet.

Dit kunnen we hem niet aandoen, hij moet dood, vonden we allebei. We knikten en waren het heel erg eens.
We keken om ons heen of we een stok of steen zagen om hem mee te doden. Die zagen we niet en dat was ook niet erg want we zouden allebei niet het lef hebben gehad. Stelletje lafaards dat we waren.
Maar het beestje moest niet langer lijden, dat vonden we heel zeker terwijl dat rare kriebelgevoel van ieks en ach en ah langzaam vanuit onze tenen via onze harten naar onze hoofden steeg.

Inmiddels hadden we de drie honden aangelijnd om hen bij het diertje weg te houden.
'Laat D. het karwei afmaken,' stelde ik voor. Het leek me fair dat hij die opdracht kreeg, hij was tenslotte de veroorzaker van het leed. A. liet D. bij het konijntje, maar inderdaad, dat deed hij nooit en nu ook niet. Hij duwde vriendelijk met zijn grote neus tegen het verlamde achterlijf alsof hij wilde zeggen: Ren nou even door, dan spelen we verder.
Dat schoot niet op.

Inmiddels had kleine Zjors lucht gekregen van dit lekkere hapje. Met de ongeveer tien tandjes die hij nog heeft, verorberde hij al menig konijn, maar die pikte hij dan van een roofvogel of ze lagen al dood aan de kant van de weg. Zou hij ook kunnen en willen moorden? Hij leek me daar te goedaardig voor.
Maar hij hing zich inmiddels zowat op in zijn riem, dus het viel te proberen. Iemand moest het doen en inmiddels wisten A. en ik: en wij niet!
Ik liet de lijn wat vieren. Zjors pakte het beestje op, schudde een keer fanatiek en trefzeker en daar bungelde het kopje levenloos aan het lijfje.
Ach en wee en zonde en wat erg!
En schuldgevoel en spijt en weet ik wat.

Gelukkig zagen we toen dat het diertje ontstoken ogen had, het was waarschijnlijk erg ziek, wat ook verklaarde waarom het niet wegliep voor D.
Daar troostten we ons dan maar mee.

R.I.P lief klein konijntje. Al geknakt voordat je volwassen was.

(O ja, Zjors, dat je het beestje van mij daarna moest afgeven en niet op mocht eten slaat eigenlijk ook nergens op)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten